Amsterdamse thema's
Na een korte uiteenzetting van het ruimtelijk beleid waarbinnen welstand opereert, zoomen we hier in op specifieke thema’s voor Amsterdam. In verschillende vastgestelde visies en nota’s zijn uitspraken gedaan over hoe Amsterdam de toekomst in wil. De belangrijkste speerpunten die raken aan het terrein van welstand komen hier aan bod.
VERDICHTING
Dit thema is de eerste opgave die in de Amsterdamse ‘Structuurvisie 2010-2040’ genoemd wordt: “Via intensiever gebruik van de ruimte in de stad kan aan veel meer mensen en bedrijven woon- en werkruimte worden geboden. Hierdoor wordt het draagvlak voor voorzieningen vergroot, kan efficiënter worden omgegaan met energie en vervoer en hoeft het landschap niet te worden aangetast.” In de structuurvisie staat beschreven dat Amsterdam er 70.000 woningen bij krijgt, en daarbij ook nieuwe voorzieningen als scholen, winkels en sportaccommodaties.
Verdichting betekent dat de stad telkens verandert, door herbestemming, nieuwbouw, verbouw of transformatie. Voor veel van deze opgaven zijn de gebiedsgerichte criteria niet geschikt, want die richten zich vooral op nieuwbouw binnen de context van het bestaande. Voor de verdichtingsopgaven zullen vaak aparte welstandscriteria opgesteld worden als onderdeel van Stedenbouwkundige Programma’s van Eisen of Uitwerkingsplannen.
Een van de middelen om te kunnen verdichten, is hoogbouw. In de ‘Hoogbouwvisie’, een uitwerking van de structuurvisie, staat waar hoogbouw mogelijk is, tot welke hoogte en wanneer een HER (Hoogbouw Effect Rapportage) moet worden gedaan om de impact op het stedelijk landschap te onderzoeken. De inpassing van een gebouw met een aanzienlijke hoogte heeft een onmiskenbaar effect. Niet alleen verandert de maat en schaal van de omgeving daardoor, ook de beleving van de gebouwde omgeving verandert. Een toren die al van verre te zien is, moet niet alleen een middel zijn om te verdichten, maar ook om de stad architectonisch te verrijken. Hier ligt een direct verband met welstand: de hoogbouwvisie heeft bepaald wat de relatie tussen hoogbouw en het cultuurhistorisch karakter van een gebied is, de welstandscommissie beoordeelt hoe dit gebeurt zodat hoogbouw bijdraagt aan de schoonheid van Amsterdam.
TRANSFORMATIE
Amsterdam blijft groeien. Dit leidt tot verstedelijking van gebieden die tot nu toe aan de rand van de stad lagen of bij het buitengebied hoorden, maar ook tot ingrijpende veranderingen in gebieden die al tot het stedelijk gebied behoorden. Al deze gebieden behoren tot de zogenaamde transformatiegebieden. Een voorbeeld is de nieuwe woonwijk IJburg, waarbij een deel van het IJmeer is getransformeerd tot een eilandengroep om op te wonen, met een rijk scala aan stedelijke milieus.
Andere gebieden die al een stedelijke functie hebben, ‘verschieten van kleur’ als gevolg van de ruimtedruk, zoals de Laan van Spartaan in stadsdeel West. Weer andere, zoals oude industrieterreinen, worden omgevormd tot een stedelijke mix van wonen, werken en meer. Denk hier bijvoorbeeld aan het Polderweggebied, het voormalige Oostergasfabriekterrein. Langs het IJ zijn er vooral industrie- en bedrijventerreinen die van karakter veranderen, zoals het NDSM-terrein. Over het herbestemmen van oude kantorenterreinen zoals Amstel III is meer te lezen onder het kopje Welstandscriteria. Veel vroeg naoorlogse gebieden ondergaan een metamorfose in het kader van de stedelijke vernieuwing zoals de Staalmanpleinbuurt in Nieuw-West. Tot slot kunnen transformatiegebieden ook te maken hebben met herstructurering, uitbreiding en aanleg van grootschalige infrastructuur, zoals de tweede Coentunnelweg.
De welstandscriteria voor transformatiegebieden hebben in principe een tijdelijk karakter en gelden zolang de ontwikkeling duurt. Ze worden geformuleerd op basis van het vastgestelde stedenbouwkundig plan of beeldkwaliteitsplan. De criteria voor de bestaande transformatiegebieden zijn niet in deze nota opgenomen. Op de kaart ‘Ruimtelijke systemen van Amsterdam’ die onderdeel is van deze nota, is aangegeven om welke gebieden het gaat. De bijhorende documenten zijn in de bijlage opgenomen.
Als de ontwikkelingsfase afgerond is, dan kunnen eventueel reguliere welstandscriteria gericht op het beheer van het gebied worden vastgesteld. De feitelijk gerealiseerde architectuur en stedenbouw vormen dan de context voor de ‘nieuwe’ criteria. De getransformeerde gebieden kunnen bij een al bestaand ruimtelijk systeem worden gevoegd als de context daar duidelijk bij aansluit. Maar de getransformeerde gebieden kunnen na de ontwikkeling door hun specifieke karakter ook een nieuw ruimtelijk systeem vormen. Zo hebben de Oostelijke Havengebieden die in de jaren ’90 zijn getransformeerd tot woongebieden nu het nieuwe ruimtelijk systeem van de IJ-landen gevormd.
DUURZAAMHEID
Herbestemming
De duurzame stad vraagt om flexibel gebruik van gebouwen, waarbij ze na verloop van tijd van functie kunnen veranderen. Herbestemming maakt deel uit van de ambitie om een leefbare planeet na te laten aan toekomstige generaties. Herbestemming is van alle tijden, maar door maatschappelijke, culturele en conjuncturele ontwikkelingen staat het nu hoger dan ooit op de agenda.
“Er staan veel gebouwen leeg, en tegelijk is sprake van veel onvervulde ruimtelijke behoeften” schrijft het H-team van het Nationaal Programma Herbestemming in 2011 aan de Tweede Kamer. “Herbestemming lost niet alleen deze maatschappelijke contradictie op, maar is ook een belangrijke bijdrage aan de duurzaamheid, de leefbaarheid, het historisch besef en de veiligheid van de omgeving.”
Ook in Amsterdam, een stad vol mooie, bruikbare gebouwen, staat herbestemming de komende jaren volop in de aandacht. Zo worden met de herbestemming van grote industriële complexen of gebouwen buiten de binnenstad, zoals het Storkterrein aan het IJ in Noord, nieuwe impulsen gegeven aan omliggende gebieden. Maar het zijn niet alleen oude fabrieken, pakhuizen of kerken die worden omgevormd tot bijvoorbeeld culturele centra of horecagelegenheden. In woonwijken ontstaan hotels in oude woon- of zorggebouwen; in het centrum verandert een voormalig hoofdpostkantoor in een modern winkelcentrum en worden oude bankgebouwen succesvol herontwikkeld, zoals The Bank op het Rembrandtplein in het voormalige hoofdkantoor van de ABN AMRO.
De noodzakelijke (re)vitalisatie van het cultureel erfgoed vraagt om een strategie gericht op ‘behoud door ontwikkeling’, als aanvulling op de traditionele strategie van ‘behoud door bescherming’. Recent heeft de Pniëlkerk in West een nieuwe publieke bestemming gekregen als cultureel centrum. De impuls en meerwaarde voor het omliggende gebied daarvan is aangetoond. Een goed welstandstoezicht beschermt wat het beschermen waard is, maar onderkent ook de grote opgave van hergebruik en transformatie van bestaande gebouwen en structuren. De welstandstoets moet de balans zoeken tussen vitaliteit, ontwikkeling, behoud en kwaliteit.
Een ander speerpunt op het gebied van herbestemming is de vele leegstaande kantoren. De aanpak bestaat er onder andere uit om de panden die daarvoor geschikt zijn een nieuwe functie te geven. Voorbeelden zijn het oude kantoor van Syntrus Achmea aan de Haarlemmerweg, of het GAK-gebouw in West, die worden omgevormd tot woongebouw. Steeds vaker wordt ook een tijdelijke herbestemming mogelijk gemaakt, zoals bij het Volkskrant-gebouw aan de Wibautstraat. Amstel III is net als Sloterdijk Teleport een voorbeeld van een kantorenterrein dat om herbestemming vraagt maar waar geen bijzondere waarden benoemd zijn of behouden moeten worden. Hier zijn het vooral bestemmingsplannen, technische eisen of een ongelukkige locatie die drempels opwerpen bij de herbestemming. Hiernaar wordt met een realistisch oogpunt gekeken. Deze gebieden kunnen door het toekennen van een laag welstandsniveau of door het vaststellen van welstandsvrije gebieden zo wendbaar mogelijk worden gemaakt.
In deze welstandsnota is bewust gekozen voor een genuanceerde visie op enerzijds het belang van behoud en zorgvuldige omgang met cultuurhistorische waarden, anderzijds het belang van het aanpassen aan veranderende omstandigheden, programma’s en gebruik. Verschillen in bestaande en gewenste kwaliteiten op verschillende plekken in de stad vragen ook om een gedifferentieerd welstandstoezicht op herbestemming.
Energiebesparing
Een tweede pijler van het Amsterdamse duurzaamheidsstreven is energiebesparing: Amsterdam moet energiezuiniger worden. “De fossiele brandstoffen raken hoe dan ook een keer op. De stad moet worden ingericht op het post fossiele brandstoftijdperk” staat in de ‘Structuurvisie 2010-2040’. Een grote slag kan worden gemaakt met het energiezuinig maken van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast kiest Amsterdam ervoor een groot deel van haar energiebehoefte zelf op te wekken. Hierbij kan worden gedacht aan het toepassen van zonnepanelen op daken, het aanleggen van een sluitend warmtenet om restwarmte te kunnen transporteren en het plaatsen van windturbines. Tenslotte zal Amsterdam ook investeren in duurzame energieopwekking in de regio.
Amsterdam is een creatieve, vitale en aantrekkelijke stad en wil dat graag blijven. Belangrijk hiervoor is het behoud en uitbreiding van schone en betaalbare energie. Dit doel is alleen te bereiken als wij – gemeente, bedrijfsleven en burgers – ons inzetten voor ‘de energietransitie’: het drastisch omgooien van ons energiegebruik van fossiele naar duurzame energie. En waarom? Fossiele energiebronnen hebben een hoge CO2-uitstoot, en zijn daarom aanjager van klimaatverandering. Amsterdam heeft zich als doel gesteld om in 2015 klimaatneutraal te zijn en in 2025 40% minder CO2 uit te stoten dan in 1990. Duurzame energie, zoals zonne- en windenergie, draagt hieraan bij omdat bij de opwekking geen CO2 vrijkomt.
Daarnaast zullen de energiekosten de komende jaren nog meer gaan stijgen. Oorzaken hiervan zijn krimpende olie- en gasvoorraden en de afhankelijkheid (lees: kwetsbaarheid) van fossiele energie-import uit dikwijls politiek instabiele regio’s. Om de stijgende energieprijzen het hoofd te bieden, wil Amsterdam energie die duurzaam is en lokaal kan worden opgewekt. Kortom: de energietransitie levert een win-winsituatie op voor de Amsterdammer, die in een klimaatvriendelijke stad woont en een redelijke prijs voor energie betaalt.”
Marktpartijen, maar ook particulieren, willen hun bezit verduurzamen. Denk daarbij aan het isoleren van woningen en gebouwen, het aanleggen van groene daken of het plaatsen van zonnepanelen. Er blijkt grote behoefte te bestaan aan welstandscriteria die meer zijn toegesneden op duurzaamheidsmaatregelen. In een gezamenlijke werkgroep van stadsdelen en centrale diensten is in kaart gebracht welke belemmeringen het welstandsbeleid opwerpt bij het energiezuiniger maken van de bestaande bebouwing. Op basis daarvan is een zo concreet mogelijk inhoudelijk toetsingskader geformuleerd.
Bestuurlijk is expliciet aangegeven dat de nieuwe welstandsnota twee doelen dient: schoonheid en duurzaamheid. Deze doelstellingen zijn op een genuanceerde manier in het welstandskader geïntegreerd en uitgewerkt. Onder het kopje ‘Welstandscriteria duurzame stad’ geven negen globale criteria met toelichting de ruimte aan binnen de criteria om duurzaamheidsingrepen toe te passen. Dit deel is bedoeld als leeswijzer hoe duurzaamheidsingrepen in de bestaande bouw worden beoordeeld. Voor de beschermde stads- en dorpsgezichten (de binnenstad, de dorpen Durgerdam, Ransdorp en Holysloot, en “Van Eesteren”) en monumenten geldt een strenger regime dan voor de overige gebieden.
PARTICULIER OPDRACHTGEVERSCHAP
Het college van B&W wil dat particulier opdrachtgeverschap een volwassen onderdeel van de Amsterdamse woningmarkt wordt. Het blijkt een succesvolle manier om op kleinschalige wijze de stad te blijven ontwikkelen. In Amsterdam is al ervaring opgedaan met particulier opdrachtgeverschap. Het bekendste project is waarschijnlijk de Scheepstimmermanstraat in het Oostelijk havengebied. Ook het Steigereiland op IJburg is grotendeels op deze manier ontwikkeld. De gemeente wil de komende jaren veel vrije kavels beschikbaar stellen voor particulier opdrachtgeverschap (PO) en collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO), ook voor Amsterdammers met een middeninkomen. De gemeente ziet ook veel mogelijkheden voor mede-opdrachtgeverschap, een vorm waarbij een particulier niet zelf hoeft te bouwen maar wel nauw betrokken is bij het project. Deze vorm zou bijvoorbeeld ook ingezet kunnen worden om een groep mensen gezamenlijk een oud kantoor te laten transformeren.
De aantrekkingskracht van CPO is niet altijd bijzondere architectuur, maar ook dat programmatisch aan bijzondere, individuele wensen recht kan worden gedaan. Vrijburcht op Steigereiland onderscheidt zich qua beeld bijvoorbeeld niet van een ‘gewoon bouwblok’, maar is vooral bijzonder door het gerealiseerde programma, dat niet in standaard woningbouw te vinden is. Hier zijn in groepsverband 52 nieuwbouwwoningen van gemiddeld 100 m2 gerealiseerd tegen redelijke koopsommen.
PO en CPO zijn soms welstandsvrij maar soms ook niet. De keuze tussen welstandsvrij bouwen of volgens welstandscriteria die particulier opdrachtgeverschap ook binnen de bestaande stad mogelijk maken, wordt per situatie bepaald op basis van de context.
RUIMTE VOOR INDIVIDUELE KEUZES
Het veranderde woningbezit, maar ook de veranderende samenleving vragen om meer ruimte voor individuele keuzes. Steeds meer mensen in Amsterdam hebben een eigen huis. De eigenaren willen ten aanzien van het wonen keuzes maken die passen bij levensstijl, identiteit etc. Het gaat dan vaak om de wens de woning uit te breiden met een uitbouw of een dakkapel, of bijvoorbeeld een dakterras aan te leggen.
Als gevolg van de gewijzigde wetgeving, waardoor veel ingrepen aan de achterzijde vergunningvrij zijn geworden, zijn meer individuele vrijheden ontstaan. Ook in het ruimtelijk beleid van Amsterdam, waaronder de bestemmingsplannen, wordt hier rekening mee gehouden. In deze welstandsnota zijn beperkingen, vooral aan de achterzijde van gebouwen weggenomen of verduidelijkt. Aan de voorzijde is de bestaande hoge kwaliteit van de stad vaak leidend, maar ook hier kunnen meer vrijheden ontstaan door deze kwaliteit minder op exact behoud te omschrijven. Er zijn wel eisen opgenomen wanneer de bestaande kwaliteiten van de stad te sterk aangetast worden. Het ruimtelijk beleid en de welstandsnota willen een goede afweging maken tussen vitaliteit, ontwikkeling, behoud en kwaliteit van de stad enerzijds, en de individu-ele keuzes anderzijds. Het gaat erom een goede balans te vinden.