Welstandscriteria erfgoed

De Westertoren, de Hermitage, het Olympisch Stadion, Het Schip, het Vondelpark, Tuindorp Frankendaal, het voormalig Burgerweeshuis, of Brug 705: het zijn maar 8 van de 8000 monumenten die Amsterdam rijk is. Amsterdam telt ook vier rijksbeschermde stads- of dorps-gezichten.
Naast wettelijk beschermde monumenten en gezichten kent de stad een aantal ruimtelijke systemen van bijzondere cultuurhistorische waarde: de 19de-eeuwse Ring, de Gordel ’20-’40 en het AUP. Bovendien heeft een deel van het gebied binnen de Singelgracht de status van Werelderfgoed.
Alle gebouwen en zones die van historische waarde zijn – óók de niet wettelijk beschermde – worden gerekend tot het Amsterdams erfgoed en vormen een belangrijk onderdeel van het culturele kapitaal van de stad. Welke gebieden en bouwwerken dit zijn, is te vinden op de waarderingskaarten (zie de bijlage van deze welstandsnota). Hier worden de criteria beschreven die bij de beoordeling van al dit erfgoed gehanteerd worden.

 

BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN

Beschermde stads- en dorpgezichten zijn gebieden die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge samenhang of hun wetenschappelijke of cultuur-historische waarde. Het gaat in een beschermd gezicht niet alleen om de afzonderlijke gebouwen die een bepaalde waarde -vertegenwoordigen, maar juist om de onderlinge samen-hang en de daarbij behorende structuur, dan wel aanleg, die een cultuurhistorische betekenis heeft. 

Bij beschermde gezichten wordt onderscheid gemaakt tussen van rijkswege en van gemeentewege beschermde gezichten. De van rijkswege beschermde gezichten zijn: ‘Amsterdam binnen de Singelgracht’, de tuindorpen Nieuwendam, Buiksloot en Oostzaan en de Waterlandse dorpen Durgerdam, Ransdorp en Holysloot. Sinds 2007 heeft Amsterdam ook een gemeentelijk beschermd stadsgezicht: “Van Eesteren”, een deel van de Tuinstad Slotermeer in Nieuw-West. Het is vernoemd naar de stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren, onder wiens leiding het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam, waarvan deze buurt onderdeel is, werd ontwikkeld. 

In een beschermd gezicht is het slopen van panden moeilijker, omdat de waarde van de bestaande bebouwing nadrukkelijk een rol speelt in het afwegingsproces. Bij verbouwings- of vernieuwingsplannen wordt strenger beoordeeld of een plan een stedenbouwkundige of architectonische verbetering voor het geheel oplevert. Er wordt vooral gekeken naar het behoud van de samenhang. Daarom gelden ook in een beschermd gezicht deels andere regels voor vergunningvrij bouwen. 

 

MONUMENTEN

Net als bij de beschermde gezichten zijn er in Amsterdam twee categorieën beschermde monumenten: rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Een rijksmonument is een gebouw of object dat cultuurhistorisch gezien van nationaal belang is vanwege schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Voor een gemeentelijk monument geldt hetzelfde, maar dan gaat het om lokaal belang. 

De juridische kaders voor de bescherming van monumenten worden gevormd door de Monumentenwet 1988 en de erfgoedverordeningen van de centrale stad en de stadsdelen. Op de website van Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) is te vinden of een pand voorkomt op de lijst van rijks- of gemeentelijke monumenten. Bij een monument zijn de mogelijkheden voor het vergunningvrije bouwen uiteraard beperkter dan bij een niet-monument. Bij twijfel of een bouwwerkzaamheid wel of niet vergunningvrij is, is het aan te bevelen contact op te nemen met het stadsdeel of BMA, dat als kennisbank en vraagbaak fungeert voor verbouwingen, restauraties en het energiezuiniger maken van monumenten. 

Beoordeling van monumenten
Is een pand aangewezen als monument, dan worden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning door de Commissie voor Welstand en Monumenten (CWM) tegelijkertijd twee adviezen uitgebracht: 

 ▪ Advies aspect ‘bouwen’
Een advies over het aspect ‘bouwen’, waarbij het beoordelingskader, afhankelijk van het soort bouwplan, wordt gevormd door de criteria voor orde 1 onder de titel ‘Standaardtoets voor veel voorkomende kleine bouwplannen’, de welstandscriteria voor categorieën, de welstandscriteria voor de ruimtelijke systemen of de algemene welstandscriteria. Daarnaast wordt ook beoordeeld hoe een bouwkundige ingreep zich verhoudt tot de cultuurhistorische waarde van het monument. 

Advies aspect ‘monument’
Een advies over het aspect ‘monument’, op basis van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke verordeningen. BMA treedt op als adviseur van de CWM: een adviesaanvraag voor een monument wordt pas door de CWM behandeld nadat BMA een rapportage heeft gemaakt waarin de gevolgen van een bouwplan voor de monumentale waarden zijn geanalyseerd. De CWM beoordeelt vervolgens of in bouwplannen voldoende zorgvuldig wordt omgegaan met veranderingen aan monumenten. Daarbij gaat het niet alleen om het exterieur, maar ook om de gevolgen voor de interieurelementen en de structuur van het monument. 

De algemene uitgangspunten bij de beoordeling van een monument zijn:

▪ Een bouwplan aan een monument vraagt om een individuele aanpak
Elk monument heeft zijn eigen, unieke kenmerken. Alleen als er een goed beeld bestaat van de aspecten die juist dat monument waardevol maken, kan bij plannen het benodigde maatwerk worden geleverd. Bij de beoordeling van plannen wordt getoetst of de monumentale aspecten van het pand of object voldoende worden gerespecteerd.

 Het monument is uitgangspunt
Niet elke functie past in elk monument. De aard en structuur van het monument kan een nieuw gebruik beperken. Bij wijzigingen draait het steeds om het vinden van een goede balans tussen de wensen van de gebruiker en de mogelijkheden die het monument biedt. Elke ingreep wordt gemotiveerd door een zorgvuldige afweging. 

De bouw- en gebruiksgeschiedenis maakt monumenten interessant
Een monument ontleent veelal zijn waarde aan de bouwgeschiedenis. Latere wijzigingen of toevoegingen kunnen van groot belang zijn omdat de bouwgeschiedenis van een gebouw daaraan afleesbaar is.  

Behoud van historisch materiaal heeft de voorkeur
Constructie, materiaal, afwerking en detail bepalen de fysieke ouderdom van het monument en zijn essentieel voor de monumentale waarde. 

▪ Toevoegingen en veranderingen aan monumenten moeten reversibel zijn
Een verandering moet in beginsel een toevoeging zijn die weer ongedaan kan worden gemaakt, zonder de monumentale waarden aan te tasten.  

Nieuw toe te passen materialen moeten compatibel zijn
Historische materiaaltoepassingen en/of constructiewijzen zijn niet altijd verenigbaar met de hedendaagse bouwmaterialen of constructiewijzen. De toe te passen technieken mogen geen mechanische, fysische of chemische schade toebrengen aan een monument. 

Door BMA is het Programma van Eisen kwaliteit Monumenten 2009 (PvEM 2009) samengesteld, waarin restauratieve richtlijnen voor het behoud van de technische en monumentale kwaliteiten van beschermde objecten worden aangegeven. Deze richtlijnen zijn bedoeld als leidraad voor planontwikkeling, planbeoordeling en de uitvoering van verbouwings- of restauratiewerkzaamheden. 

Het PvEM 2009 is vastgesteld in stadsdeel Centrum en vormt derhalve in dit stadsdeel onderdeel van het toetsingskader bij de beoordeling van monumenten. 

 

WAARDERINGSKAARTEN EN ORDEPANDEN

Niet alleen monumenten of architectonische hoogtepunten zijn van cultuurhistorisch belang, maar ook het weefsel tússen de beschermde monumenten. Om ervoor te zorgen dat ook zorgvuldig wordt omgegaan met waardevolle panden en gebieden die niet wettelijk beschermd zijn, heeft Amsterdam waarderingskaarten opgesteld voor veel gebieden. Zo zijn er waarderingskaarten voor de Binnenstad, de Gordel ’20-’40, de 19de-eeuwse Ring en de AUP gebieden. Hierin worden de buurten in hun samenhang en onderlinge verscheidenheid beschreven en met elkaar vergeleken. De bebouwing is vervolgens op pandniveau gewaardeerd in vier (19de-eeuwse Ring en Gordel ’20-’40) respectievelijk drie ordes (Binnenstad en AUP gebieden), opklimmend van de laagste basisorde respectievelijk orde 3 naar de hoogste orde 1. 

De criteria die uit de waardering van de architectuur in deze kaarten zijn afgeleid, vormen de basis voor de welstandsbeoordeling van bouwinitiatieven. Met uitzondering van de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht Centrum zijn niet alleen de individuele gebouwen gewaardeerd, maar is ook aan de stedenbouwkundige samenhang een waardering gegeven. In deze gebieden speelt deze stedenbouwkundige waardering eveneens een rol bij de beoordeling van plannen. 

 

WAARDERINGSKAART BESCHERMD STADSGEZICHT CENTRUM

In het centrum van Amsterdam vormen stedenbouwkundige structuur, bebouwing en publieke ruimten samen één van de mooiste, grootste en best bewaarde historische binnensteden van Europa. De binnenstad is van zeer grote cultuurhistorische waarde en daarom aangewezen als beschermd stadsgezicht op grond van de Monumentenwet. Zowel het ruimtelijk beleid als het welstandsbeleid zijn gericht op de instandhouding van de aanwezige waarden. In de context van het beschermd gezicht passen omzichtigheid en terughoudendheid. Bouwinitiatieven moeten zich voegen naar de bestaande, historisch gegroeide structuur en architectuur van de binnenstad en mogen die niet verstoren. Dit houdt ook in dat het beleid aanstuurt op behoud, herstel en restauratie; voor nieuwbouw zijn slechts incidenteel mogelijkheden.

De Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht Centrum vat het beschermde stadsgezicht binnen de grenzen van de Amsterdamse binnenstad samen. Dit gebeurt in zogenoemde ordes, waarbij getrapt uitgangspunten voor bouwactiviteiten worden gegeven. 

Recentelijk is de behoefte ontstaan om ook de bouwwerken uit de Wederopbouwperiode in kaart te brengen en te waarderen volgens het ordesysteem. De bouwkunst uit deze periode heeft inmiddels een leeftijd bereikt van 40-70 jaar. Hierdoor bestaat er voldoende afstand voor beoordeling in aansluiting op de landelijke trend.

Stadsdeel Centrum heeft de waarderingen opgenomen in de verbeelding (kaart) behorend bij het bestemmingsplan. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan worden voortaan panden uit de periode 1940- 1970 dus ook van een ordewaardering voorzien. 

Voorts is er een catalogus opgesteld, getiteld ‘1940-1970. Wederopbouwpanden in de binnenstad gewaardeerd’. Aanvulling op de waarderingskaart beschermd stadsgezicht stadsdeel Centrum.” In deze catalogus zijn de waarderingen van de wederopbouwpanden gelegen in de bestemmingsplangebieden voor de Zuidelijke en Westelijke Binnenstad en in bestemmingsplan Postcodegebied 1012 opgenomen. Ook is de karakteristiek per pand omschreven. Het geeft daarmee een goed beeld van de hoeveelheid en soort panden uit de periode 1940-1970. De catalogus is bedoeld als handreiking voor de CWM. 

Qua volume worden drie hoofdtypen onderscheiden: ten eerste het kleinschalig bouwwerk dat zich voegt in de straatwand. Hiervoor kunnen de reguliere criteria voor het stadshuis gebruikt worden. Een tweede type is het grote kolossale, vaak monofunctionele gebouw, dat een stempel drukt op het stadsbeeld, maar waarvan de stedenbouwkundige inpassing vaak botst met het historische stadsbeeld. Een derde type is de tussenmaat, waarbij er wel sprake is van schaalvergroting, maar niet van kolossale bouwwerken. Voor laatstgenoemde twee typen zijn de reguliere criteria van het stadshuis niet passend en wordt uitgegaan van maatwerk, waarbij de karakteristiek als uitgangspunt dient bij een eventueel transformatieproces. 

Criteria ordepanden Beschermd Stadsgezicht Centrum
De architectonische kwaliteit van de bebouwing wordt in opklimmende waardering aangegeven met orde 3, orde 2 en orde 1.

Deze ordes worden als volgt gedefinieerd:

▪ Orde 3 
Dit zijn bouwwerken van vóór 1940, die wat schaal en detaillering betreft, passen in de gevelwand, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.
Binnen de orde 3 panden is sprake van grote kwaliteitsverschillen. Op basis van een kwaliteitstoets wordt bepaald of sprake is van panden met cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden. Wanneer dat het geval is, is behoud het uitgangspunt. Het kwaliteitsniveau van deze genoemde waarden bepaalt of sloop/nieuwbouw mogelijk is. Bij verbouwing is behoud en herstel van de oorspronkelijke gevelelementen uitgangspunt. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het gebouw niet verstoren.

Van orde 3 zijn tevens panden uit de periode tussen 1940 en 1970 die in cultuurhistorisch, architectuurhistorisch of, in zeldzame gevallen, stedenbouwkundig opzicht een positieve bijdrage leveren aan de beeldkwaliteit of op andere wijze een positieve betekenis hebben voor de stad.

▪ Orde 2 
Dit zijn bouwwerken van vóór 1940, die vanwege hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. Uitgangspunt bij orde 2 panden is behoud/restauratie.

Bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. In afwijking hiervan mag de eerste bouwlaag van straten die als winkellint (plus) zijn omschreven, afwijkend worden vormgegeven, mits de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van de winkelpui niet wordt verstoord. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de kap en de straatgevels in de oorspronkelijke staat niet meer te handhaven zijn, dan is het mogelijk om onder nadere voorwaarden tot herbouw over te gaan. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zoveel mogelijk dienen te worden gehandhaafd en/of hersteld. Van orde 2 zijn tevens panden van na 1940, maar voor 1970 van zeer bijzondere cultuurhistorische, architectuurhistorische of in zeldzame gevallen stedenbouwkundige betekenis.

Orde 1
Dit zijn rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en panden met een vergelijkbare cultuurhistorische waarde. Uitgangspunt bij orde 1 panden is behoud/restauratie.

▪ Ensembles en seriebouw
Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende panden moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van de gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke panden zo te gebeuren dat de samenhang in het ensemble op geen enkele wijze wordt verstoord. Bij ensembles en seriebouw waar de samenhang door eerdere verbouwingen of kozijnvernieuwing is aangetast, dienen bouwinitiatieven bij te dragen aan herstel van de samenhang.

Bij orde 3 seriebouw, is het uitgangspunt dat voor sloop van panden die een onderdeel uitmaken van de serie een sloop- en/of bouwvergunning kan worden verleend, mits de kwaliteitstoets dit uitwijst en mits de eenheid van de serie niet in onevenredige mate wordt aangetast. Meer gedetailleerde regelgeving is opgenomen in de welstandsnota onder de specifieke categorie Ensembles en seriebouw. 

Te vervangen gebouwen en te bebouwen gaten
Dit zijn gebouwen die in architectonische zin geen enkele bijdrage aan het stadsbeeld leveren en niet passen in de gevelwand. Vaak gaat het om gebouwen waar grote delen van zijn verdwenen (zoals onderstukken). 

▪ Nieuwbouw
Bebouwing van na 1970 is niet met een orde gewaardeerd. Voor deze bouwwerken zijn in het kader van de ordewaarderingssystematiek geen bijzondere regels opgenomen. Wel geldt voor elk nieuwbouwplan dat deze de karakteristiek van het stadsbeeld niet onevenredig mag aantasten en de gevel een duidelijke indeling van plint, gevelvlak en beëindiging dient te bevatten. Voor nieuwbouw en transformatie zijn in de welstandsnota richtlijnen opgenomen.

Verbouwingen
Bij verbouwingen dient respect voor het bestaande gebouw uitgangspunt te zijn. Een gebouw, zeker een oud gebouw, heeft in de loop van zijn bestaan vaak vele functies gehad. Toch is het niet zo dat een gebouw voor alle functies te gebruiken is. Niet alle functies passen in elk gebouw: de architectuur van een gebouw mag niet worden aangetast door een te groot programma van eisen. Bij panden waarvan de architectonische waarde door eerdere verbouwingen is aangetast, moet het herstel van de architectonische waarden uitgangspunt zijn. 

Bruggen
Bruggen zijn belangrijke elementen in het stadsbeeld van Amsterdam. Het verschil met gebouwen is dat bruggen vaak sneller worden vernieuwd. Dat vernieuwingsproces verloopt over het algemeen geleidelijk. Onderdelen worden vervangen zonder dat het totaalbeeld van de brug sterk wordt gewijzigd.

Op de waarderingskaart hebben alle bruggen, net als de gebouwen een orde. De monumenten hebben een orde 1, bruggen die nog grotendeels uit authentieke elementen bestaan hebben een orde 2, oude bruggen die grotendeels uit niet-authentieke onderdelen bestaan, en dus vervangbaar zijn, hebben een orde 3. Bruggen uit de periode 1940-1970 worden inmiddels ook van een ordewaardering voorzien. Geheel nieuwe bruggen zijn als nieuwbouw opgenomen.

 

WAARDERINGSKAART 19DE-EEUWSE RING

De 19de-eeuwse Ring laat als geheel een sterk samenhangend stadsbeeld zien. Niet alle bebouwing heeft echter dezelfde architectonische waarde of stedenbouwkundige kwaliteit.Op de waarderingskaarten wordt de architectonische kwaliteit van de bebouwing in een opklimmende waardering aangegeven met basisorde, orde 3, orde 2 en orde 1. In de waarderingskaarten is bovendien aandacht voor architectuureenheden, accenten en symmetrische bebouwing. Ook deze aspecten worden bij de beoordeling van plannen betrokken.  

Omdat het niet alleen om het individuele gebouw gaat, maar ook om stedenbouwkundige samenhang, is ook aan de stedenbouw een waardering gegeven, oplopend van basiszone naar zone 3, zone 2 en zone 1. Door de combinatie van deze twee waarderingssystemen kan genuanceerd naar een bepaalde bebouwing worden gekeken. Architectuur met een lage waardering in een stedenbouwkundig hoogwaardig gebied vraagt om een zorgvuldiger beoordeling dan in een stedenbouwkundig laag gewaardeerd gebied: ordes en zones versterken elkaar of geven nuancering.  

Criteria ordepanden 19de-eeuwse Ring

▪ Basisorde
Dit zijn voor de periode kenmerkende bouwwerken met basiskwaliteit, of bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun architectonische meerwaarde hebben verloren.
Voor de aanpak van voorgevels en gevels grenzend aan openbaar gebied geldt dat de oorspronkelijke karakteristiek het uitgangspunt vormt. Afwijking van de oorspronkelijke gevelelementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur zijn denkbaar, als deze niet leiden tot een visuele verstoring van de architectuureenheid als geheel en van het straat- en/of gevelbeeld.
Voor achtergevels geldt: redelijke eisen van welstand. 

Orde 3
Dit zijn karakteristieke bouwwerken met architectonische en/of stedenbouwkundige meerwaarde.
Voor de aanpak van voorgevels en gevels grenzend aan openbaar gebied geldt als uitgangspunt het handhaven en herstellen van de oorspronkelijke elementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur. Veranderingen hierin zijn in geringe mate denkbaar als deze overeenstemmen met de oorspronkelijke karakteristiek. 
Voor achtergevels geldt: redelijke eisen van welstand.  

Orde 2 
Dit zijn monumentwaardige bouwwerken met nadrukkelijke architectonische verbijzondering en bouwwerken met een bijzondere cultuurhistorische betekenis.
Voor de aanpak van gevels en kap grenzend aan openbaar gebied geldt als uitgangspunt het handhaven en herstellen van de oorspronkelijke elementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur. In geval van storende verminkingen de oorspronkelijke bouwmassa reconstrueren. Het gebruik van niet-oorspronkelijke materialen is niet uitgesloten mits dit visueel overeenkomt met de oorspronkelijke vorm, maat, detaillering, verhouding en kleur.
Voor achtergevels geldt: redelijke eisen van welstand. 

Orde 1 
Dit zijn rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en panden met een vergelijkbare cultuurhistorische waarde.
Voor geregistreerde rijks- en gemeentelijke monumenten geldt: te behandelen als beschermd volgens de Monumentenwet 1988 danwel Verordening tot behoud van monumenten in de stadsdelen van de 19de-eeuwse Ring. Voor het casco geldt een restauratieve aanpak.
Voor niet als rijks- en gemeentelijk monument geregistreerde orde 1 panden geldt restauratieve aanpak van gevels en kap grenzend aan openbaar gebied: handhaven en herstellen van de oorspronkelijke elementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur.
In geval van storende verminkingen reconstructie van de oorspronkelijke bouwmassa.
Voor achtergevels van niet als rijks- en gemeentelijk monument geregistreerde orde 1 panden geldt: redelijke eisen van welstand.

Criteria stedenbouwkundige zones 19de-eeuwse Ring
Onder stedenbouwkundige zones wordt het openbaar gebied verstaan, dat wil zeggen straten en pleinen of combinaties dan wel gedeelten ervan, in samenhang met flankerende bebouwing, groen, water en privétuinen die grenzen aan het openbaar gebied.
De stedenbouwkundige zones maken onderdeel uit van de gebiedsgerichte criteria van het ruimtelijk systeem en geven bij verbouwingen, uitbreidingen en nieuwbouw een belangrijk houvast bij de beoordeling van de ingreep in relatie tot zijn omgeving. Zo mag van nieuwbouw in zone A (hoogste waardering) meer verwacht worden dan van nieuwbouw in een basiszone.
De waardering wordt bepaald door de kwaliteit van het onderliggende stedenbouwkundige plan, het profiel, de kwaliteit van de architectuur, de inrichting van de openbare ruimte, de groenvoorziening en de aanwezigheid van bijvoorbeeld zichtlijnen. 

Basiszone
Voor de periode kenmerkende zone met basiskwaliteit, of een zone waarin door latere invullingen sprake is van een onsamenhangend of verstoord straatbeeld.
Hieronder wordt verstaan een zone zonder stedenbouwkundige verbijzondering en niet noodzakelijkerwijs met een oorspronkelijk straatbeeld. Het oorspronkelijk stedenbouwkundig plan toont veelal weinig samenhang door nieuwe invullingen en een gebrek aan architectonische en/of architectuurhistorische continuïteit. 

Zone C
Karakteristieke zone met stedenbouwkundige meerwaarde.
Dit is een zone met stedenbouwkundige meerwaarde, die wordt bewerkstelligd doordat het oorspronkelijke stratenpatroon en de grotendeels authentieke bebouwing zorgen voor een architectonische en/of architectuurhistorische continuïteit, of doordat een fraaie zichtlijn of beplantingsstructuur bijdraagt aan een bijzonder straatbeeld en/of groenvoorziening.
Voor deze zone geldt dat de architectonische continuïteit moet worden gehandhaafd; stedenbouwkundige ingrepen mogen geen afbreuk doen aan het bestaande straatbeeld. 

▪ Zone B
Beschermenswaardige zone met een nadrukkelijke stedenbouwkundige verbijzondering, dikwijls onderdeel van een bijzondere ruimtelijke structuur, al dan niet gerealiseerd volgens een belangrijk stedenbouwkundig plan.
In een zone B wordt de stedenbouwkundige meerwaarde versterkt door een architectonische of ruimtelijke verbijzondering. Dit kan gebeuren door een kwalitatief hoogstaande en gave historische bebouwing, of doordat de zone deel uitmaakt van een bijzondere, al dan niet volgens een belangrijk stedenbouwkundig ontwerp gerealiseerde ruimtelijke structuur. 
Voor deze zone geldt als uitgangspunt: handhaving van de ruimtelijke structuur, van het historische straatbeeld, groenvoorziening en waterpartij(en).  

Zone A
Deze zone is te beschouwen als de dragende structuur van een hooggewaardeerd stadsgezicht. De bebouwing en/of het groen en/of het water zijn van uitzonderlijke kwaliteit en/of gaafheid en het gebied is gerealiseerd volgens een belangrijk stedenbouwkundig ontwerp of maakt deel uit van een bijzondere ruimtelijke structuur. 
Voor deze zone geldt een restauratieve aanpak van de ruimtelijke structuur en architectuur. Uitgangspunt is handhaving en indien nodig herstel van de kwaliteit van het oorspronkelijke stedenbouwkundig concept en de historische bebouwing. 

 

WAARDERINGSKAART GORDEL '20-'40

De waarderingskaart voor de Gordel ’20-’40 omvat alle stadsuitbreidingen uit de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, inclusief de tuindorpen in Amsterdam-Noord.
Op de waarderingskaarten wordt de architectonische kwaliteit van de bebouwing in een opklimmende waardering aangegeven met basisorde, orde 3, orde 2 en orde 1.
In de waarderingskaarten is bovendien aandacht voor architectuureenheden, accenten en symmetrische bebouwing. Ook deze aspecten worden bij de beoordeling van plannen betrokken.
Omdat het niet alleen om het individuele gebouw gaat, maar ook om stedenbouwkundige samenhang, is ook aan de stedenbouw een waardering gegeven, oplopend van basiszone naar zone 3, zone 2 en zone 1. Door de combinatie van deze twee waarderingssystemen kan genuanceerd naar een bepaalde bebouwing worden gekeken. Architectuur met een lage waardering in een stedenbouwkundig hoogwaardig gebied vraagt om een zorgvuldiger beoordeling dan in een stedenbouwkundig laag gewaardeerd gebied: ordes en zones versterken elkaar of geven nuancering.  

Criteria ordepanden Gordel ’20-’40 

Basisorde
Dit zijn voor de periode kenmerkende bouwwerken met basiskwaliteit, of bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun architectonische meerwaarde hebben verloren.
Voor de aanpak van gevels grenzend aan openbaar gebied vormt de oorspronkelijke karakteristiek het uitgangspunt. Afwijking van de oorspronkelijke gevelelementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur zijn denkbaar, als deze niet leiden tot een visuele verstoring van de architectuureenheid als geheel en van het straatbeeld.
Voor achtergevels geldt: redelijke eisen van welstand. 

Orde 3
Dit zijn karakteristieke bouwwerken met architectonische en/of stedenbouwkundige meerwaarde.
Voor de aanpak van gevels grenzend aan openbaar gebied geldt als uitgangspunt het handhaven en herstellen van de oorspronkelijke elementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur. Veranderingen hierin zijn in geringe mate denkbaar als deze overeenstemmen met de oorspronkelijke karakteristiek. Specifieke aandacht wordt gevraagd voor bouwwerken die bijzonder zijn gesitueerd of die een bijzondere positie innemen in de architectuureenheid, zoals symmetrisch opgebouwde panden en hoekpanden.
Voor achtergevels geldt: redelijke eisen van welstand. 

Orde 2
Dit zijn monumentwaardige bouwwerken met nadrukkelijke architectonische verbijzondering en bouwwerken met een bijzondere cultuurhistorische betekenis.
Voor de aanpak van gevels en kap grenzend aan openbaar gebied geldt als uitgangspunt een restauratieve aanpak en het handhaven en herstellen van de oorspronkelijke elementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur. In geval van storende verminkingen de oorspronkelijke bouwmassa reconstrueren. Het gebruik van niet-oorspronkelijke materialen is niet uitgesloten mits dit visueel volledig overeenkomt met de oorspronkelijke vorm, maat, detaillering, verhouding en kleur, maar wordt dringend ontraden.
Voor achtergevels geldt: redelijke eisen van welstand. 

Orde 1
Dit zijn rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en panden met een vergelijkbare cultuurhistorische waarde.
Voor geregistreerde rijks- en gemeentelijke monumenten geldt: te behandelen als beschermd volgens de Monumentenwet 1988 danwel Verordening tot behoud van monumenten in de stadsdelen van de Gordel ’20-’40. Voor het casco geldt een restauratieve aanpak.
Voor niet als rijks- en gemeentelijk monument geregistreerde orde 1 panden geldt restauratieve aanpak van gevels en kap grenzend aan openbaar gebied: handhaven en herstellen van de oorspronkelijke elementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur. In geval van storende verminkingen reconstructie van de oorspronkelijke bouwmassa.
Voor achtergevels van niet als rijks- en gemeentelijke monument geregistreerde orde 1 panden geldt: redelijke eisen van welstand. 

Criteria stedenbouwkundige zones Gordel ’20-’40
Onder stedenbouwkundige zones wordt het openbaar gebied verstaan, dat wil zeggen straten en pleinen of combinaties dan wel gedeelten ervan, in samenhang met flankerende bebouwing, groen, water en privétuinen die grenzen aan het openbaar gebied.
De stedenbouwkundige zones maken onderdeel uit van de gebiedsgerichte criteria van het ruimtelijk systeem en geven bij verbouwingen, uitbreidingen en nieuwbouw een belangrijk houvast bij de beoordeling van de ingreep in relatie tot zijn omgeving. Zo mag van nieuwbouw in zone A (hoogste waardering) meer verwacht worden dan van nieuwbouw in een basiszone.
De waardering wordt bepaald door de kwaliteit van het onderliggende stedenbouwkundige plan, het profiel, de kwaliteit van de architectuur, de inrichting van de openbare ruimte, de groenvoorziening en de aanwezigheid van bijvoorbeeld zichtlijnen.

Basiszone
Voor de periode kenmerkende zone met basiskwaliteit, of een zone waarin door latere invullingen sprake is van een onsamenhangend of verstoord straatbeeld.  

Zone C
Karakteristieke zone met stedenbouwkundige meerwaarde.
Voor deze zone geldt dat de architectonische continuïteit moet worden gehandhaafd; stedenbouwkundige ingrepen mogen geen afbreuk doen aan het bestaande straatbeeld.  

Zone B
Beschermenswaardige zone met een nadrukkelijke stedenbouwkundige verbijzondering, dikwijls onderdeel van een bijzondere ruimtelijke structuur, al dan niet gerealiseerd volgens een belangrijk stedenbouwkundig plan.
Voor deze zone geldt als uitgangspunt: handhaving van de ruimtelijke structuur, van het historische straatbeeld, groenvoorziening en waterpartij(en).  

Zone A
Deze zone is te beschouwen als de dragende structuur van een hooggewaardeerd stadsgezicht. De bebouwing en/of het groen en/of het water zijn van uitzonderlijke kwaliteit en/of gaafheid en het gebied is gerealiseerd volgens een belangrijk stedenbouwkundig ontwerp of maakt deel uit van een bijzondere ruimtelijke structuur. 
Voor deze zone geldt een restauratieve aanpak van de ruimtelijke structuur en architectuur. Uitgangspunt is handhaving en indien nodig herstel van de kwaliteit van het oorspronkelijke stedenbouwkundig concept en de historische bebouwing.
 

WAARDERINGSKAART AUP EN POST-AUP

De waarderingskaart AUP- en Post AUP gebieden zijn gemaakt voor de wijken die zijn aangelegd op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan. Ze liggen in de stadsdelen West (Bos en Lommer), Nieuw-West (Slotermeer, Geuzenveld, Slotervaart, Overtoomseveld, Osdorp), Zuid (Zuideramstel), Oost (Watergraafsmeer) en Noord.

In de waarderingskaarten wordt de oorspronkelijke planopzet en uitvoering gewaardeerd. Dat betekent dat bij de beoordeling is uitgegaan van de huidige situatie in het perspectief van de oorspronkelijke bedoelingen van het stedenbouwkundig- en architectonisch ontwerp. 

Waarderingsmethode en criteria
In de AUP gebieden zijn de architectuur van de bebouwing en de stedenbouwkundige opzet niet los van elkaar te zien. De samenhang tussen repeterende architectuureenheden, de verkavelingswijzen en woningtypologieën en de stedenbouwkundige opzet als geheel is de drager van de karakteristiek. De waardering van de bebouwing is daarom gebaseerd op vier aspecten die zijn verbeeld in vier tussenwaarderingskaarten (A, B, C, D). Elk aspect wordt gewaardeerd met 1 – 5 punten. De optelling van het puntental van elk van de vier aspecten leidt tot de ordewaardering op de totaalwaarderingskaart. 

Architectonische aspecten:

A. De interne organisatie van het object en de typologie (bijvoorbeeld galerijwoning, eengezinswoning, portiek-etageflat, enz.)

B. De ruimtelijke vormgeving van objecten (architectuur) 

Stedenbouwkundige aspecten:

C. De groepering van objecten (verkaveling)

D. De bijdrage van objecten aan de kwaliteit van tuinstedelijke ensembles als geheel (relatie met veld als geheel)

Ordewaardering
De waardering in ordes is op de ordekaart of totaalwaarderingskaart aangegeven met kleurcodes. Daarbij zijn dezelfde kleurcodes gebruikt die ook bij de eerdere waarderingskaarten voor de 19de-eeuwse Ring en de Gordel ’20-’40 zijn toegepast: paars voor orde 1, rood voor orde 2, oranje voor orde 3 en geel voor basisorde. 

Bebouwing die niet tot het AUP behoort is grijs ingekleurd; bebouwing waarvoor bij de afronding van deze kaarten al vernieuwingsplannen waren vastgesteld is in wit aangegeven.

De wegenstructuur (parklanen, wijkontsluitingswegen en buurtontsluitingswegen) zijn in lijnen op de kaart aangeven, alsmede de groene hoofdstructuur en het openbaar groen. Privé-tuinen grenzend aan de openbare ruimte zijn met een groene lijn op de kaart aangegeven. 

Omschrijving ordewaardering

Basisorde: Lage waarde
Een voor de periode kenmerkende architectuureenheid zonder architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde, ofwel ontstaan door geringe ontwerpkwaliteit ofwel door latere, ingrijpende wijzigingen waardoor deze de architectonische meerwaarde en/of bijdrage aan de compositie van de verkaveling heeft verloren. 

Orde 3: Middelhoge waarde 
Een architectuureenheid met een voor de periode kenmerkende vormgeving en/of kenmerkende typologie en/of belangrijke bijdrage aan de compositie van de verkaveling en het veld.

Orde 2: Hoge waarde
Een architectuureenheid met een voor de periode karakteristieke architectonische vormgeving en/of typologie, die bovendien een belangrijke bijdrage levert aan de compositie van de verkavelingeenheid en het veld. 

Orde 1: Monumenten of monumentwaardige bebouwing 
Een architectuureenheid die op basis van typologie, een voor die periode bijzondere en/of karakteristieke architectonische vormgeving, de positie in een verkavelingeenheid en/of zijn bijdrage aan een verkaveling en veld de status heeft van rijks- of gemeentelijk monument of daarvoor in aanmerking komt.

Toekomstperspectief 
De kaarten bieden een perspectief voor de toekomst. Bij een combinatie van hoge architectonische en stedenbouwkundige waarde bijvoorbeeld is behoud wenselijk, terwijl een combinatie van geringe architectonische en stedenbouwkundige waarden ruimte biedt voor transformatie. Tussen deze uitersten zijn uiteraard allerlei mogelijkheden denkbaar waarbij per type ingreep de architectonische of de architectonische én de stedenbouwkundige ordes het uitgangspunt bij de beoordeling zijn.

Welstandskaart Architectuur t.b.v. veel voorkomende kleine bouwplannen 
Bij de beoordeling van wijzigingen aan de bestaande bebouwing gaat het er vooral om hoe deze wijzigingen zich verhouden tot de bestaande architectonische kwaliteit. Is de architectonische kwaliteit laag gewaardeerd, dan is er meer ruimte voor een ingrijpende transformatie dan bij een architectonisch hoog gewaardeerde bebouwing, ook wanneer er sprake is van een relatief lage stedenbouwkundige waardering. 

Voor veel voorkomende kleine bouwplannen wordt alleen de tussenwaarderingskaart B gebruikt, die in deze samenhang geldt als de Welstandskaart Architectuur. De criteria die voortkomen uit de waardering van de bebouwing op deze Welstandskaart Architectuur (ordes WA-basis, WA3, WA2 en WA1) zijn verwerkt in de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen.

Aan de architectuurordes WA-basis, WA3, WA2 en WA1 zijn de volgende criteria verbonden:

WA-basis
Handhaven van vorm en massawerking voor zover deze belangrijk is voor de compositie van de verkaveling en de relatie met het veld als geheel. 

WA3
Handhaven en herstellen van de oorspronkelijke karakteristiek en samenhang in het gevelbeeld, waarbij afwijking in materiaal, kleur en detaillering mogelijk is.

WA2
Handhaven en herstellen van de oorspronkelijke elementen in vorm, maat, materiaal, detaillering, ver-houding en kleur of vormgeving van een vergelijkbare kwaliteit. Het gebruik van niet oorspronkelijke materialen is mogelijk mits dit gebeurt met respect voor de authenticiteit van de gevel.

WA1
Handhaven en herstellen van de voor de vormgeving bepalende kenmerken, zoals maat, materiaal, detaillering, verhouding en kleur. Dit moet zoveel mogelijk gebeuren in authentiek materiaal, kleur en detaillering en rekening houdend met de samenhang in het gevelbeeld. 

Bij sloop/nieuwbouw
In het geval van sloop en vernieuwing van bestaande verkavelingen in de AUP gebieden dienen de onderstaande criteria, die volgen uit de gecombineerde waardering voor stedenbouwkundige aspecten, als uitgangspunt:

C+D = 2-3 punten
Handhaven van de ruimtelijke continuïteit die kenmerkend is voor de compositie van het bebouwingsveld. 

C+D = 4-5 punten
Handhaven van de samenhang tussen de verkaveling van de bebouwing en de compositie van het veld als geheel zoals dat tot uitdrukking komt in de doorkoppeling van de groenstructuur op de verschillende schaalniveaus dient uitgangspunt te zijn. 

C+D = 6-7 punten
Handhaven van de ontwerpprincipes die ten grondslag liggen aan de relatie tussen bebouwing en openbare ruimte als het gaat om de compositie van elementen als zichtlijnen, relatie openbaar en privaatgebied en de samenhang met het tuinstedelijk ensemble van het veld. 

C+D = 8-10 punten
Handhaven van de ruimtelijke kwaliteit van de verkavelingseenheid zoals die tot uitdrukking komt in de relatie bebouwing en ontwerp openbare ruimte als het gaat om de compositie van elementen als zichtlijnen, relatie openbaar en privaatgebied en de samenhang met het tuinstedelijk ensemble van het veld.

  • Laatste update: 4-4-2024

© Gemeente Amsterdam